Verwerping 4 Verwerping van de dwaling: Onbekeerden zijn niet helemaal geestelijk dood en kunnen verlangen naar de gerechtigheid

Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde,
of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed;
maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven,
en offeren een offerande eens verslagenen en gebrokenen geestes,
die Gode aangenaam is.

Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift:
Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1,5);
en: Al het gedichtsel der gedachten zijns harten
is ten allen dage alleenlijk boos (Gen. 6:5 en 8:21).
Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven,
en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen,
geldt eigenlijk van de wedergeborenen,
en van degenen die zalig genaamd worden. a

Volgens de Remonstranten is de mens vanuit zijn natuurlijke vermogens en door de algemene genade zelf in staat om te hongeren en te dorsten naar de gerechtigheid. Ook kan hij God het offer brengen van een verbroken geest en een verslagen hart. Ellendekennis, droefheid over de zonde, verlangen naar genade, proberen om je leven te beteren zijn volgens de Remonstranten allemaal voorwaarden die aan de wedergeboorte vóóraf gaan. De Dordtse Leerregels wijzen dit af in dit artikel met twee argumenten: iemand die geestelijk dood is, kan geen geestelijke werkzaamheden verrichten en deze werkzaamheden gaat niet aan de wedergeboorte vooraf, maar volgen erop. In heel de Dordtse Leerregels is er een bewuste eenheid te vinden tussen prediking van het evangelie, wedergeboorte en geloof. Deze worden bewust bij elkaar gehouden. Door de evangelie verkondiging werkt God de wedergeboorte én het geloof. Daarna komen de gevolgen: bekering, ellendekennis, kennis aan Christus, liefde tot God, gehoorzaamheid, enz. Verslagenheid of ellendekennis is dus geen voorwaarde vóór wedergeboorte of om te geloven, het is een gevolg ervan.

Bewijsteksten

a

De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten. Psalmen 51:19

Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. MattheĆ¼s 5:6

origineel
SV
onder tekst
17
leermodusleren