Paragraaf 13 Gelovigen die opnieuw met God verzoend zijn, willen niets liever dan het ervaren van Zijn gunst en nabijheid

Wanneer ook het vertrouwen der volharding wederom levend wordt
in degenen, die van den val weder opgericht worden,
zo brengt dat in hen niet voort enige dartelheid of veronachtzaming der godzaligheid,
maar een veel grotere zorg, om de wegen des Heeren vlijtiglijk waar te nemen, a
die van tevoren bereid zijn, opdat zij, daarin wandelende,
de verzekerdheid van hun volharding zouden mogen behouden,
en opdat het aanschijn des verzoenden Gods
(waarvan de aanschouwing den godvruchtigen zoeter is dan het leven,
en waarvan de verberging bitterder is dan de dood), b
om het misbruik van Zijn Vaderlijke goedertierenheid
niet wederom van hen afgekeerd worde,
en zij alzo in zwaarder kwellingen des gemoeds vervallen.

Bewijsteksten

a

Nu verblijde ik mij, niet omdat gij bedroefd zijt geweest, maar omdat gij bedroefd zijt geweest tot bekering; want gij zijt bedroefd geweest naar God, zodat gij in geen ding schade van ons geleden hebt. Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood. Want ziet, ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak. 2 Korinthe 7:9-11

Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen. Efeze 2:10

b

Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen. Psalmen 63:4

En er is niemand, die Uw Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe; want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons, en Gij doet ons smelten, door middel van onze ongerechtigheden. Jesaja 64:7

Er zijn er wel ingekomen, om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen met dode lichamen van mensen, die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb, om al hunlieder boosheid. Jeremia 33:5

origineel
SV
onder tekst
17
leermodusleren