Paragraaf 6 God laat de gelovigen niet té ver vallen, want Zijn verkiezing is onveranderlijk

Want God, Die rijk is in barmhartigheid,
neemt, naar het onveranderlijk voornemen der verkiezing,
den Heiligen Geest van de Zijnen, ook zelfs in hun droevig vallen,
niet geheel weg, a noch laat hen zó ver niet vervallen,
dat zij van de genade der aanneming en van den staat der rechtvaardigmaking uitvallen,
of dat zij zondigen ter dood, of tegen den Heiligen Geest,
en, van Hem geheel verlaten zijnde,
zichzelf in het eeuwig verderf storten. b

Bewijsteksten

a

In Hem, in Welken wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen Desgenen, Die alle dingen werkt naar den raad van Zijn wil. Efeze 1:11

Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij. Psalmen 51:13

b

Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. Galaten 4:5

Indien iemand zijn broeder ziet zondigen een zonde niet tot den dood, die zal God bidden en Hij zal hem het leven geven, dengenen, zeg ik, die zondigen niet tot den dood. Er is een zonde tot den dood; voor dezelve zonde zeg ik niet, dat hij zal bidden. Alle ongerechtigheid is zonde; en er is zonde niet tot den dood. Wij weten, dat een iegelijk, die uit God geboren is, niet zondigt; maar die uit God geboren is, bewaart zichzelven, en de boze vat hem niet. 1 Johannes 5:16-18

Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden. En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. MattheĆ¼s 12:31-32

origineel
SV
onder tekst
17
leermodusleren