Paragraaf 18 Roem in de wijsheid en kennis van God, als je nadenkt over de verkiezing

Aan degenen die zich tegen deze genade van de onverdiende verkiezing
en de strenge, rechtvaardige verwerping verzetten,
houden wij de volgende uitspraak van de apostel Paulus voor:
Maar, o mens, wie bent u toch dat u God tegenspreekt? (Rom. 9:20). a
En dit woord van de Zaligmaker: Of is het mij niet geoorloofd met het mijne te doen wat ik wil? (Mat. 20:15).

Maar wij, die dit heilsgeheim met godvruchtige eerbied aanbidden,
roepen met de apostel uit:
O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God,
hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!

Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?
Of wie heeft Hem eerst iets gegeven en het zal hem vergolden worden?
Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.
Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen. (Rom. 11:33-36)

Met toestemming overgenomen uit: De Dordtse Leerregels, een hertaling; dr. W. Verboom, 2018, KokBoekencentrum Uitgevers.

Bewijsteksten

a

En de HEERE antwoordde Job en zei: Zal hij die een rechtszaak voert met de Almachtige, Hem onderwijzen? Laat hij die God ter verantwoording roept, daarop antwoorden. Toen antwoordde Job de HEERE en zei: Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Job 39:34-37

hedendaags
HSV
onder tekst
17
leermodusleren