Paragraaf 4 Gelovigen kunnen vallen in verzoekingen

De macht van God,
waardoor Hij de ware gelovigen in Zijn genade bevestigt en bewaart,
is groter dan de macht van het vlees.
Anders zou zij door deze macht overwonnen kunnen worden. a
Maar toch worden bekeerde mensen niet altijd zó door God geleid en bewogen,
dat zij in bepaalde daden nooit door eigen schuld
van de leiding van Gods genade zouden kunnen afwijken
en door de begeerten van het vlees verleid worden en daaraan gehoor geven.

Daarom moeten zij voortdurend waken en bidden
dat ze niet in verzoekingen geleid worden. b
Als zij dit nalaten, kunnen ze niet alleen door het vlees,
de wereld en de satan meegesleept worden in zware en afschuwelijke zonden,
maar dat gebeurt dan soms ook echt, onder Gods rechtvaardige toelating.
Dat wordt bewezen in de droevige val in de zonde van David, Petrus en andere heiligen,
zoals die voor ons in de Schrift beschreven worden. c

Met toestemming overgenomen uit: De Dordtse Leerregels, een hertaling; dr. W. Verboom, 2018, KokBoekencentrum Uitgevers.

Bewijsteksten

a

En wat de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht. Efeze 1:19

b

Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Mattheüs 26:41

Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn. 1 Thessalonicenzen 5:6

Bid zonder ophouden. 1 Thessalonicenzen 5:17

c

Tegen de avond gebeurde het dat David opstond van zijn slaapplaats en op het dak van het huis van de koning wandelde. Vanaf het dak zag hij een vrouw die zich aan het wassen was; deze vrouw nu was heel knap om te zien. David stuurde een bode en liet naar deze vrouw vragen; en men zei: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet? Toen stuurde David boden en liet haar halen. Toen zij bij hem gekomen was, sliep hij met haar – zij had zich zojuist van haar onreinheid gezuiverd. Daarna keerde zij terug naar haar huis. 2 Samuël 11:2-4

En hij ontkende het opnieuw, met een eed, en zei: Ik ken de Mens niet. Kort daarna zeiden zij die daar stonden en dichterbij kwamen, tegen Petrus: Werkelijk, u bent een van hen, want uw spraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de Mens niet. En meteen kraaide de haan; en Petrus herinnerde zich het woord van Jezus, Die tegen hem gezegd had: Voordat de haan gekraaid zal hebben, zult u Mij driemaal verloochenen. Toen ging hij naar buiten en huilde bitter. Mattheüs 26:72-75

hedendaags
HSV
onder tekst
17
leermodusleren