Paragraaf 7 Uitverkoren in Christus
Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen van God,
dat Hij vóór de grondlegging (ver vóór de schepping) van de wereld nam
om een bepaald aantal mensen zalig te maken.
Uit het hele menselijk geslacht,
dat door eigen schuld uit de oorspronkelijke gerechtigheid in zonde en verderf was gevallen,
verkoos Hij hen in Christus tot de zaligheid, b
alleen uit genade, naar het vrije welbehagen van Zijn wil. a
Zij zijn niet beter of waardiger dan andere mensen, maar delen in dezelfde ellende.
Maar God heeft Christus van eeuwigheid aangesteld tot een Middelaar
en Hoofd van alle uitverkorenen en tot een fundament van hun zaligheid.
Om hen zalig te maken, heeft Hij ook besloten om hen aan Christus te geven
en hen met kracht door Zijn Woord en Geest te roepen en te trekken tot Zijn gemeenschap, c
dat wil zeggen: om hun het ware geloof in Hem te schenken,
hen te rechtvaardigen en te heiligen,
hen met kracht in de gemeenschap van Zijn Zoon te bewaren,
en hen tot slot te verheerlijken.
In dit alles betoont Hij Zijn barmhartigheid, tot lof en prijs van de rijkdom van Zijn heerlijke genade.
Zoals geschreven staat:
… omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft,
opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden,
door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil,
tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade,
waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde (Ef. 1:4-6).
En: En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen,
en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd,
en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt (Rom. 8:30).