1

Gods rechtvaardigheid eist dat onze zonden gestraft worden

God is niet alleen volkomen barmhartig,
maar ook volkomen rechtvaardig.
a
Nu heeft Hij Zich in Zijn Woord zo geopenbaard dat Zijn gerechtigheid eist
dat onze zonden, die tegen Zijn oneindig hoge majesteit begaan zijn,
niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen
aan ziel en lichaam gestraft worden.
Deze straffen kunnen we niet ontgaan,
tenzij aan de gerechtigheid van God genoeg gedaan wordt.

2

God heeft Zijn Zoon als Borg gegeven voor onze zondeschuld

Omdat wij die genoegdoening zelf niet kunnen geven
en ons van de toorn van God niet kunnen bevrijden,
heeft God uit oneindige barmhartigheid
ons Zijn eniggeboren Zoon tot een Borg gegeven.
a
Om voor ons genoegdoening te geven,
is Hij voor ons, in onze plaats,
tot zonde en tot een vloek aan het kruis geworden.
b

3

De dood van Christus is meer dan voldoende om alle zonden te verzoenen

Deze dood van de Zoon van God (aan het kruis)
is het enige en volmaakte offer en genoegdoening voor onze zonden,
a
van oneindige kracht en waarde,
meer dan voldoende om de zonden van de hele wereld te verzoenen.
b

De formulering van dit artikel over de reikwijdte van de verzoening is bewust zorgvuldig gekozen.  zodat zowel aanhangers van de algemene verzoening (Christus is voor alle mensen gestorven, deze verzoening is alleen effectief als je gelooft) als van de particuliere verzoening (Christus is alleen voor de gelovigen/uitverkorenen gestorven) zich hierin herkennen. Onder de afgevaardigden bestonden over de reikwijdte van de verzoeking verschillen, heel veel afgevaardigden waren vóór de algemene verzoening. Beide visies benadrukken dat er genoeg verzoening in het offer van Christus is, voor een ieder die gelooft. Dit wordt ook benadrukt in H2. art. 6: mensen gaan verloren vanwege hun eigen schuld, niet omdat het offer van Christus ongenoegzaam (niet ver genoeg reikend, te weinig plek biedend) zou zijn. Daarom hoeft dit geen beperkende invloed te hebben op het aanbod van genade in de prediking. 

4

De dood van Christus is zo belangrijk omdat Hij eeuwig God is

De dood van de Zoon van God is werkelijk van zo’n grote kracht en waarde.
Want de persoon die voor ons stierf,
is niet alleen een waarachtig en volkomen heilig mens,
maar ook de eniggeboren Zoon van God,
van hetzelfde eeuwige en oneindige wezen met de Vader en de Heilige Geest.
Dat moest Hij ook zijn om onze Zaligmaker te kunnen zijn.
Bovendien ging Zijn dood gepaard
met het ervaren van de toorn van God en van de vloek
die wij door onze zonden verdiend hadden.

5

De belofte van het evangelie: geloof in Christus en wordt behouden

Verder is het de belofte van het Evangelie
dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft,
niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft.
a
Deze belofte moet aan alle volken en mensen
tot wie God in Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt,
zonder onderscheid verkondigd en voorgehouden worden,
met het bevel om zich te bekeren en te geloven.
b

6

Mensen gaan verloren door hun ongeloof

Dat veel mensen die door het Evangelie geroepen zijn,
zich niet bekeren en niet in Christus geloven,
maar door ongeloof verloren gaan,
a
komt niet doordat het offer dat Christus aan het kruis heeft volbracht,
gebreken zou kennen of niet genoeg zou zijn.
Nee, dat is hun eigen schuld.
b

7

Behouden worden is genade van God

Maar zovelen als er oprecht geloven
en door de dood van Christus
van de zonden en het verderf verlost en behouden worden,
die ontvangen deze weldaad alleen uit genade,
a
die hun van eeuwigheid in Christus gegeven is.
Deze genade is God aan niemand schuldig.

8

De zaligmakende kracht van Christus dood geldt alleen voor de uitverkorenen

Dit belijden wij omdat het volgens het geheel vrije raadsbesluit
de genadige wil en het voornemen van God de Vader geweest is
dat de kracht van de kostbare dood van Zijn Zoon,
die levend maakt en zalig maakt, voor alle uitverkorenen geldt.
a
Aan hen alleen schenkt Hij het geloof in Christus,
waardoor ze gerechtvaardigd worden
en volstrekt zeker tot de zaligheid gebracht worden.

Dit betekent dat God gewild heeft dat Christus door Zijn bloed,
dat Hij aan het kruis heeft vergoten
– waarmee Hij het nieuwe verbond bevestigd heeft –
b
uit alle volken, stammen, generaties en talen,
c
alle mensen die van eeuwigheid tot de zaligheid uitverkoren zijn
en die aan Hem door de Vader gegeven zijn
en alleen hen, op krachtige wijze zou verlossen.

Ook heeft God gewild dat Christus hun het geloof zou schenken, d
dat Hij door Zijn dood voor hen verdiend heeft.
Dat geldt ook van andere zaligmakende gaven van de Heilige Geest.
Hij wilde dat Christus hen door Zijn bloed zou reinigen van al hun zonden
e
- zowel die aangeboren zijn als die zij doen nadat of voordat zij het geloof ontvingen -
en hen in Zijn trouw tot het einde toe zou bewaren
en hen ten slotte heerlijk, zonder enige vlek en rimpel, voor Zich zou plaatsen.
f

De Remonstranten leerden alleen de eigenschappenpredestinatie. Dat betekende onder andere dat Christus niet met Zijn dood heeft verdiend, dat God aan ons het geloof geeft. De dood van Christus en de verkiezing zijn volgens hun visie geen oorzaak van het geloof, maar onze vrije wil is de oorzaak van het geloof en de verkiezing. Dat is immers eigenschappenpredestinatie: verkiezing op basis van geloof. Dit is precies tegenovergesteld wat de Dordtse Leerregels belijden. God heeft Zijn Zoon in de dood overgegeven, om aan de gelovigen (concrete personen) Christus Zelf te schenken en met Hem 'alle dingen' (Rom. 8:32), waaronder het geloof. 

9

God vervult Zijn raadsplan

Dit raadsbesluit, dat voortkomt uit de eeuwige liefde van God voor de uitverkorenen,
is vanaf het begin van de wereld tot nu toe op krachtige wijze uitgevoerd.
Tevergeefs verzetten de poorten van de hel zich daartegen.
a
Het zal ook in de toekomst worden uitgevoerd,
zodat de uitverkorenen, ieder op zijn tijd,
tot één gemeenschap vergaderd zullen worden.

Daardoor zal er altijd een kerk van gelovigen zijn,
gefundeerd in het bloed van Christus.
b
Hij heeft, als een bruidegom voor zijn bruid,
Zijn leven aan het kruis gegeven.
Zij bemint Hem als haar Zaligmaker daarvoor standvastig
c
en dient Hem onafgebroken
en prijst Hem hier en in alle eeuwigheid.

1

Verwerping van de dwaling: Toen God zijn Zoon gaf, wist Hij niet wie verlost zouden worden

Die leren: dat God de Vader Zijn Zoon tot de dood aan het kruis bestemd heeft,
zonder zeker en precies te besluiten welke personen Hij zalig maakt.
Volgens deze redenering zouden de noodzaak, het nut en de waarde
van wat Christus door Zijn dood verworven heeft,
ook hebben kunnen bestaan en in alle opzichten volmaakt, volkomen en volledig blijven,
al zou die verlossing nooit aan iemand daadwerkelijk geschonken zijn.

Deze leer werpt een blaam op de wijsheid van de Vader en op de verdienste van Jezus Christus.
Ze is ook in strijd met de Schrift. Onze Zaligmaker zegt immers:
Ik geef Mijn leven voor de schapen en Ik ken ze (Joh. 10:15, 27).
En de profeet Jesaja zegt van de Zaligmaker:
Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien,
Hij zal de dagen verlengen;
het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn (Jes. 53:10).
Ten slotte stoot deze leer het geloofsartikel betreffende ‘de algemene christelijke kerk’ omver.

2

Verwerping van de dwaling: Christus' bloed heeft niet het nieuwe verbond bevestigd

Die leren: dat het niet het doel van de dood van Christus is geweest
dat Hij metterdaad het nieuwe verbond der genade door Zijn bloed zou bevestigen.
Maar alleen dat Hij voor Zijn Vader een recht zou verwerven
om opnieuw een verbond met de mensen op te richten,
dat naar Zijn believen een verbond van genade zou kunnen zijn,
maar ook een verbond van werken.

Deze opvatting is in strijd met de Schrift,
die leert dat Christus Borg en Middelaar van een beter, dat is van het nieuwe verbond geworden is.
a
En ook dat een testament pas door iemands dood van kracht wordt.
b

3

Verwerping van de dwaling: Christus heeft niet de zaligheid verdiend, maar de macht om met de mensheid te onderhandelen

Die leren: dat het nooit helemaal zeker is dat Christus door Zijn genoegdoening
voor iemand persoonlijk de zaligheid verdiend heeft.
Dat geldt volgens hen ook voor het geloof,
waardoor Zijn genoegdoening – die nodig is om zalig te worden –
op krachtige wijze kan worden toegeëigend.
Christus zou alleen maar voor Zijn Vader de macht of de volkomen wil verworven hebben
om opnieuw met mensen te onderhandelen
en hun nieuwe voorwaarden (om zalig te worden) voor te schrijven,
zoals het Hem goeddunkt.
In hoeverre dan aan deze voorwaarden voldaan wordt,
zou van de vrije wil van de mens afhangen.

Dan zou het zo geweest kunnen zijn, dat óf niemand,
óf iedereen aan die voorwaarden zou voldoen.
Wie dit leren, denken veel te gering over de dood van Christus.
Zij miskennen ten enenmale de voornaamste vrucht of weldaad
die door Zijn dood verkregen is
en brengen de dwaling van Pelagius weer uit de hel tevoorschijn.

4

Verwerping van de dwaling: Onder het nieuwe verbond is geloofsgehoorzaamheid hetzelfde als de wet houden

Die leren: dat het nieuwe verbond der genade,
dat God de Vader door de dood van Christus met de mensen gesloten heeft,
niet inhoudt dat wij door het geloof,
waardoor wij de verdiensten van Christus aannemen,
voor God gerechtvaardigd en zalig gemaakt worden.
Zij leren namelijk dat het verbond der genade inhoudt
dat God niet langer eist dat wij Zijn wet volmaakt gehoorzamen.
In plaats daarvan rekent Hij ons geloof en onze gehoorzaamheid door het geloof
– die nooit volmaakt zijn – voor volmaakte gehoorzaamheid aan Zijn Wet.
Hij acht die dan uit genade waard om met het eeuwige leven beloond te worden.

Hiermee spreken zij de Schrift tegen, die zegt:
… en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade,
door de verlossing in Christus Jezus.
Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening,
door het geloof in Zijn bloed (Rom. 3:24-25).
Zij brengen met de goddeloze Socinus een nieuwe en vreemde leer
over de rechtvaardiging van de mens voor God,
die in strijd is met het geloof dat heel de kerk eendrachtig belijdt.

Arminius had deze visie op de betekenis van Christus' dood: Adam had gezondigd toen hij het werkverbond had gebroken, maar Christus zorgt door Zijn dood voor een tweede kans. Hij heeft voor alle zonden betaald, niemand is dus nog een kind des toorns en er is ook geen erfzonde meer. Dankzij het offer van Christus kan God een vernieuwd verbond met de mensen aangaan. Dit vernieuwde verbond vraagt niet langer gehoorzaamheid aan de wet, de eis is makkelijker geworden: je hoeft alleen maar te geloven. God doet alsof mijn geloofsdaad de vervulling van de wet is. De enige zonde die gestraft wordt, is de zonde van het ongeloof. Deze visie hebben de Dordtse Leerregels krachtig afgewezen. De afgevaardigden vonden dat Arminius het eerste werkverbond door een tweede werkverbond had vervangen. Geen zalig worden uit genade, maar nog steeds je eigen zaligheid verdienen: door de daad van geloven. Geloven was in Arminius' visie namelijk geen hand van een bedelaar die de rijkdom van Christus aanneemt, maar een goed werk dat de mens presteert en door God met het eeuwige leven wordt beloond.

5

Verwerping van de dwaling: Alle mensen delen in de verzoening en niemand wordt vanwege de erfzonde veroordeeld

Die leren: dat alle mensen door God zijn aangenomen
om te delen in de verzoening en de genade van het verbond,
zodat niemand om de erfzonde het oordeel schuldig is of daardoor veroordeeld wordt.
Alle mensen zijn volgens hen vrij van de schuld van deze zonde.

Deze opvatting is in strijd met de Schrift,
die zegt dat wij van nature kinderen des toorns zijn.
a

Arminius leerde dat alle mensen al van de toorn van God waren verlost, of ze nu zouden gaan geloven of niet. Christus had immers voor alle zonden van de wereld al betaald. Daardoor is er geen erfzonde en rust op niemand nog de toorn van God. De Dordtse Leerregels weerleggen dat met een beroep op Efeze 2:3, waar Paulus zegt dat wij allen van nature kinderen des toorns waren.

6

Verwerping van de dwaling: Christus heeft het heil verworven, wij kiezen zelf of we daarin willen delen

Die het onderscheid tussen de verwerving van de genade door Christus
en de toe-eigening daarvan (door de mens) gebruiken
om argeloze en onervaren mensen te laten geloven
dat God de weldaden die door de dood van Christus verkregen worden,
aan alle mensen in gelijke mate heeft willen schenken.
Het feit dat sommige mensen delen in de vergeving van de zonden en het eeuwige leven,
maar anderen niet, hangt dan af van hun eigen vrije wil,
die zich aansluit bij de genade, die aan iedereen zonder onderscheid wordt aangeboden.
Dat zij zich de genade toe-eigenen,
is dan niet meer afhankelijk van het feit dat God hen doet delen in de bijzondere gave van Zijn barmhartigheid.
Zij eigenen zich dan die gave, die krachtig in hen werkt, boven de andere mensen toe.

Zij doen het voorkomen dat het onderscheid dat zij maken
tussen de verwerving en de toe-eigening van genade een gezonde opvatting is.
Ondertussen trachten zij de mensen het verderfelijk vergif van pelagiaanse dwalingen toe te dienen.

7

Verwerping van de dwaling: Christus is niet gestorven voor mensen die God van eeuwigheid liefhad

Die leren: dat Christus voor hen die God (van eeuwigheid af aan) zeer liefhad
en tot het eeuwige leven had verkoren, niet kon of hoefde te sterven
en Hij is dan ook niet voor hen gestorven,
want deze mensen hebben immers de dood van Christus niet nodig.

Zij spreken daarmee de apostel tegen die zegt:
Christus heeft mij liefgehad en Zichzelf voor mij overgegeven (Gal. 2:20);
Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God?
God is het Die rechtvaardigt.
Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is (Rom. 8:33-34);
De Zaligmaker zegt: Ik geef Mijn leven voor de schapen (Joh. 10:15);
Dit is Mijn gebod, dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb.
Niemand heeft een grotere liefde dan deze,
namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh. 15:12-13).

Met toestemming overgenomen uit: De Dordtse Leerregels, een hertaling; dr. W. Verboom, 2018, KokBoekencentrum Uitgevers.
hedendaags
HSV
17
leermodusleren